Advies: start vanuit onderwijsfinanciering
Samen naar School-klassen kennen verschillende financieringsconstructies:
- Onderwijsgeld aangevuld met zorggelden (onderwijs- én zorgfinanciering)
- Alleen zorggelden (zorgfinanciering)
- Alleen onderwijsgeld (onderwijsfinanciering)
De eerste constructie komt het meest voor en heeft de voorkeur voor nieuwe klassen. Hieronder volgt een toelichting op de drie vormen.
Onderwijsfinanciering gecombineerd met zorgfinanciering
Het advies is om een Samen naar School-klas te starten vanuit onderwijsfinanciering. Hiervoor moeten de leerlingen ingeschreven worden bij een reguliere school. Dat kan alleen als het samenwerkingsverband waaronder de school valt, deze route steunt en bereid is geld van het speciaal onderwijs over te hevelen naar het reguliere onderwijs (via ‘maatwerkarrangementen’). Voor de extra zorg die nodig is in de klas, kun je het budget aanvullen met zorggelden. We spreken dan van een onderwijs- en zorggefinancierde klas. Doorgaans is in deze constructie het schoolbestuur van de school waarin de klas is gevestigd, de ‘onderwijsbestuurder’. Deze is verantwoordelijk voor de besteding van het onderwijsgeld in de klas. Jij bent als initiatiefnemer van de Samen naar School-klas via je stichting de ‘zorgbestuurder’. Je bent verantwoordelijk voor de besteding van de zorggelden.
De onderwijs-zorgklas is de meest stabiele vorm van financiering en heeft daarom vanuit bedrijfskundig oogpunt de voorkeur. De onderwijsbudgetten dekken de kosten die 52 weken per jaar worden gemaakt – en dus niet alleen gedurende de weken dat er onderwijs wordt gegeven. Zorgbudgetten dekken niet altijd alle weken, sommige zijn alleen bedoeld voor werkelijk gemaakte uren. Een laatste voordeel van deze constructie is dat de combinatie van onderwijs- en zorgbudgetten leidt tot een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende belanghebbenden. En daarmee tot een betere samenwerking.
Een klas volledig gefinancierd uit zorgbudgetten
Een andere mogelijkheid is dat de klas volledig gefinancierd wordt vanuit zorggelden. Dit kan de voorkeur hebben als de leerlingen veel zorg nodig hebben en zich eerst en vooral veilig moeten voelen voordat ze toekomen aan ontwikkeling. Het onderwijs in deze klas is dan ook laagdrempelig en staat niet onder toezicht van de Inspectie van het Onderwijs. Het aan te raden de zorg die je biedt, te laten certificeren om daarmee de kwaliteit ervan te garanderen. Je bent in deze constructie als zorgbestuurder alleen (of samen met een andere zorgbestuurder, bijvoorbeeld een zorginstelling) verantwoordelijk voor de klas en voor de besteding van het geld. Een klas kan in deze constructie ook stabiel zijn als de initiatiefnemers de randvoorwaarden goed op orde hebben. In de tekst onder Geld uit zorg wordt duidelijk hoe dat kan.
Een klas alleen gefinancierd met onderwijsgeld
Een laatste mogelijkheid is een onderwijsgefinancierde klas zónder zorgfinanciering. Dit is een mogelijkheid als leerlingen geen extra zorg nodig hebben, maar als er wel meer onderwijskundige begeleiding nodig is dan in een reguliere klas. Het gaat dan bijvoorbeeld om een verstandelijke beperking of gedragsproblematiek waardoor leerlingen andere lesmethodes nodig hebben, een vertraagd tempo, of meer herhaling van de leerstof. Een school kan dan een Samen naar School-klas starten met alleen een onderwijsbestuurder (en dus onderwijsgeld). Er is geen zorgpartij bij nodig. Als leerlingen wel lichte vormen van zorg nodig hebben zoals logopedie of fysiotherapie, dan kan dat worden betaald door de zorgverzekeraars van de ouders. Deze constructie komt niet vaak voor.
Een klas in het voortgezet onderwijs valt formeel nog niet onder onderwijsfinanciering
Een Samen naar School-klas in het voortgezet onderwijs kan formeel nog geen gebruikmaken van onderwijsfinanciering. Je kunt een vo-klas vooralsnog alleen met zorggelden starten óf met eigen geld van de ouders en/of verzorgers van de leerlingen. Dit is wel in beweging: er zijn diverse Samen naar School-initiatiefnemers die toch onderwijsfinanciering aanvragen voor een vo-klas. Ook loopt er – mede op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en in opdracht van het Steunpunt Passend Onderwijs – een verkenning naar de mogelijkheden. Deze ontwikkelingen kunnen worden gezien als opmaat naar veranderende wetgeving.